Web 2.0: De Grens tussen Producent en Consument

De discussie over de grens tussen wie er de maker is en wie de gebruiker werd aangewakkerd door Henry Jenkins in 2006. Door de opkomst van het vernieuwde online web is onder andere bij online content als muziek, games en video lastiger onderscheid te maken tussen de maker en gebruiker. Voorheen was het gemakkelijker om dit verschil te maken, omdat bijvoorbeeld het televisieprogramma werd gemaakt door de producent en werd gekeken door de consument. Maar tegenwoordig kunnen televisiekijkers bij veel reality programma’s en talentenjachten stemmen op hun favoriete kandidaat en hebben ze op deze manier invloed op het programma. Hierbij begint de rol van maker en gebruiker dus door elkaar te lopen, of toch niet?

Inhoudsopgave

1. Henry Jenkins als grondlegger van de discussie
1.1 Kritiek op Convergence Culture
1.2 Blog

2. Web 2.0

3. Onderscheid producent/consument
– 3.1 Exploitatie
– 3.2 Audience Commodity

4. Producent/consument gemixt
4.1 Gebruiker staat centraal
4.2 Interactiviteit
– 4.3 Participatie
– 4.4 Social networking
– 4.5 Collective intelligence

5. Kritiek op Web 2.0

6. Prodesigner als oplossing?

7. Middenweg

8. Bronnen

1. Henry Jenkins als grondlegger van de discussie

“The term, participatory culture, contrasts with older notions of passive media spectatorship. Rather than talking about media producers and consumers as occupying separate roles, we might now see them as participants who interact with each other according to a new set of rules that none of us fully understands.” (Jenkins, 2006, 3)

Henry Jenkins

Dit citaat komt uit het boek Convergence Culture van Henry Jenkins uit 2006. Hierin schreef Jenkins over hoe nieuwe mediatechnologieën burgers in staat stellen om te participeren. Als gevolg van de opkomst van Web 2.0 kunnen mensen zich volgens hem online uiten en hun creativiteit tonen. Hiermee dichtte Jenkins de consument een toenemende machtspositie toe. De consument hoeft namelijk niet langer meer blindelings de producent te volgen, maar kan zijn/haar eigen mening verspreiden via online platformen. Hiermee kan de consument inspraak krijgen/afdwingen bij de producent.

Met het hierboven geschreven citaat zei Jenkins dat er niet langer een zwart-wit onderscheid gemaakt moet worden tussen mediaproducenten en -consumenten. Hij is in dit boek namelijk van mening dat mediaconsumenten niet (langer) alleen achterover op de bank televisie kijken. Maar hij zegt dat doordat consumenten online van zich kunnen laten horen en reageren op bepaalde content, zij participeren in het productieproces. Daarnaast kunnen mensen vanuit eigen huis content bewerken of helemaal zelf creëren door de toegang tot materiaal, software en kennis. De benodigdheden om zelf muziek of video’s te gaan produceren zijn tegenwoordig namelijk betaalbaarder en gemakkelijker te gebruiken. Hiermee is de grens tussen maker en gebruiker volgens hem dus vervaagd.

Deze visie van Jenkins was de aanleiding tot een grote discussie onder mediawetenschappers.

1.1 Kritiek op Convergence Culture
Wetenschappers als Marc Andrejevic, José van Dijck en Soren Mork Petersen waren het niet eens met de ideeën van Henry Jenkins in Convergence Culture. Zij vonden dat Jenkins daarin té positief was over de mogelijkheden om te participeren voor mediagebruikers. Jenkins kwam hier zelf in 2014 ook op terug en schreef dat hij inderdaad te enthousiast was geweest over de participatiemogelijkheden voor de consument. In zijn eigen woorden zegt hij dat ‘zijn eerste reactie op Web 2.0 vooral bestond uit nieuwsgierigheid’ (P.276). Hierdoor legde hij in Convergence Culture te veel nadruk op de groeiende invloed op consumenten, fans en burgers. Op zich was dit niet het probleem, maar het ging mis doordat hij te weinig aandacht besteedde aan de toenemende, controlerende macht van de mediaproducenten, aldus Jenkins.

Daarom schrijft Jenkins in “Rethinking ‘Rethinking Convergence/Culture” dat het noodzakelijk is een kritische houding tegenover Web 2.0 aan te nemen, maar tegelijkertijd de mogelijkheden ervan niet uit te sluiten. Deze potentie koppelt Jenkins in zijn werk nog altijd aan de mogelijkheden tot participatie. Hij is dus nog steeds van mening dat burgers door middel van Web 2.0 gemakkelijker kunnen participeren dan voorheen.

Er zijn dus twee ‘kampen’ te onderscheiden in het debat dat ontstond naar aanleiding van Convergence Culture. Enerzijds zijn er wetenschappers die het (deels) eens waren met Jenkins en zeggen dat het onderscheid tussen de producent en consument niet meer zo duidelijk is in als de periode voor Web 2.0. Hierbij moet volgens hen dus gekeken worden naar de afgrenzingsproblematiek van de concepten ‘maker’ en ‘gebruiker’. Waar is deze lijn namelijk te trekken of is hier in sommige gevallen geen onderscheid meer tussen te maken? Anderzijds zijn er wetenschappers die zeggen dat de rolverdeling tussen producent en consument juist duidelijker is afgebakend als gevolg van de komst van Web 2.0.

1.2. Blog
Doordat de ontwikkelingen op het gebied van nieuwe media snel plaatsvinden heeft Henry Jenkins een blog opgericht. Hiermee kan hij sneller reageren op actuele ontwikkelingen dan via een gepubliceerd artikel. Op zijn blog zullen in de toekomst dus wellicht teksten komen die een aanvulling vormen op deze discussie.

2. Web 2.0 

Tim O’Reilly

Een sleutel-auteur die het concept ‘Web 2.0’ bekend maakte in het wetenschappelijk veld is Tim O’Reilly. Nadat de ‘internetbubbel’ in 2001 was geklapt, kwam O’Reilly met de opvatting dat er een nieuwe leidende technologie opkwam, Web 2.0. Hierbij kreeg de sociale factor een belangrijke rol. Waar er bij Web 1.0 vooral boodschappen werden verzonden naar de gebruiker, werkt dit bij Web 2.0 twee kanten op. De consument kon nu dus ook reageren op content of berichten. De verandering van Web 1.0 naar Web 2.0 was volgens hem dan ook gekenmerkt door co-creativiteit, participatie en openheid in tegenstelling tot passiviteit van het oude medium (New Media, p. 204).

Als gevolg van de opkomst van Web 2.0 nam de grootte van het web enorm toe, en daarmee ook het aantal onderwerpen waar je op kon zoeken. Om hierbij toch het geschikte publiek te bereiken, werd het volgens O’Reilly van steeds grotere waarde voor producenten om informatie over het gedrag van de consument in te winnen. Door de ‘vraag’ van de consument te onderzoeken en informatie over de consumenten te verzamelen, kunnen de producenten namelijk gemakkelijker op de wensen van de consument inspelen. Bij commerciële partijen gaat het tegenwoordig vooral om het trekken van een groot/specifiek publiek, waarbij dit dus van groot belang is. Aan de manier waarop O’Reilly hierover spreekt is het op te maken dat ‘informatie’ over de gebruiker van grotere waarde werd bij Web 2.0. Tegenwoordig gaat het bedrijven zodoende niet alleen over materiële content, maar ook om informatie over de gebruikers om deze te verkopen/te gebruiken.

3. Onderscheid producent/consument

Wetenschappers die beargumenteren dat na de opkomst van Web 2.0 de scheiding tussen de producent en consument nog steeds bestaat, richten zich in de meeste gevallen op (één van) deze twee punten.

3.1 Exploitatie

Marc Andrejevic, Soren Mork Petersen (2008), Michael Hardt & Antonio Negri (2000) en Tiziana Terranova (2000) zien de producenten als degenen die bepalen wat de consumenten op het internet kunnen doen en hoe zij zich kunnen voortbewegen. De producenten zorgen dus voor de structuur van Web 2.0 en hebben de leiding. En de consumenten moeten zich binnen deze structuur bewegen, maar moeten het doen met wat de producenten bepalen.

Petersen (2008) zegt dat Web 2.0’s ‘architectuur van participatie’ is veranderd in een ‘architectuur van exploitatie’, waarbij gebruikers worden omgezet in grondstoffen die op de markt kunnen worden verkocht. Hij bedoelt hiermee dat de gebruikers van Web 2.0 als handelswaar worden gezien binnen Web 2.0. De consumenten van Web 2.0 worden uitgebuit door de producenten doordat de consumenten content (zoals filmpjes/blogs etc.) toevoegen waar producenten van kunnen profiteren. Rond vrijwel elk type user-generated content, bijvoorbeeld filmpjes die door internetgebruikers op de website YouTube geplaatst worden, wordt namelijk een zakenmodel uitgebouwd. Vaak wordt dit gedaan door middel van gerichte reclame advertenties. Evenals de websites van Web 2.0 worden dus ook de gebruikers ervan gezien als koopwaar voor de producenten.

3.2 Audience commodity

Dallas Smythe (1981) en José van Dijck (2009) kwamen met een term om de gebruikers van Web 2.0 die gezien worden als koopwaar te definiëren: audience commodity (publiekskoopwaar). Dit, omdat zij middels participatie content genereren op Web 2.0. Daarnaast worden zij als audience commodity gezien doordat zij ‘data providers’ zijn. De gebruikers verschaffen namelijk data zoals metagegevens over hun sociale (consumenten)gedrag dat van belang is voor Web 2.0 producenten. Producenten spelen namelijk op deze data in. 

4. Producent/consument gemixt

Auteurs die van mening zijn dat de grens tussen maker en gebruiker is vervaagd als gevolg van de opkomst van Web 2.0 focussen zich op verschillende aspecten. Deze punten zijn niet volledig los van elkaar te zien, maar hebben vaak enige overlap met elkaar. In de literatuur wordt een voorzichtig onderscheid gemaakt tussen de volgende vijf punten:

4.1 Gebruiker staat centraal  

Bij Web 2.0 staat volgens Stephen Abram (2005), David Beer (2009), Efthymios Constantinides & Stefan Fountain (2008), Eugene Barsky (2006), Andrew Hudson-Smith et al. (2009) en Graham Cormode & Balachander Krishnamurthy (2008) de gebruiker centraal. In tegenstelling tot Web 1.0 waarbij de boodschap enkel vanuit de producent kwam, heeft de gebruiker een prominente rol gekregen bij Web 2.0. Volgens deze auteurs is de structuur namelijk meer gericht op de consument dan voorheen. Cormode & Krishnamurthy benoemen de gebruiker van Web 2.0 dan ook wel het ‘first level object’. Barsky spreekt hierbij van ‘usercentric’, oftewel gebruikersgericht. Een onderdeel hiervan is dat websites steeds vaker worden gepersonaliseerd op basis van recent gedrag online. Hierdoor sluiten de websites zo naadloos mogelijk aan op de wensen van de gebruiker.

4.2 Interactiviteit

William Birdsall, Eugene Barsky, David Beer en Andrew Hudson-Smith et al., (2009) leggen de nadruk op interactiviteit dat wordt gefaciliteerd door Web 2.0. Beer stelt namelijk vast dat Web 2.0 een collaboratieve versie van Web 1.0 is. Hierbij zijn volgens hem meer mogelijkheden voor de gebruikers om betrokken te kunnen zijn en content te creëren. De navigationele en structurele opbouw van Web 2.0 stimuleert namelijk interactiviteit. Dit wordt vormgegeven doordat de gebruiker zelf de mogelijkheid heeft het web te ontdekken/doorzoeken en daar iets aan toe te voegen. De gebruiker kan bijvoorbeeld zijn/haar mening uiten (denk aan het geven van recensies), reageren op online content (op sociale media als Instagram) en met elkaar communiceren via sociale media (Facebook). De structuur is er dus op gericht dat de gebruiker een toevoeging kan vormen aan bepaalde content of een platform. Dit werkt als een uitnodiging naar de bezoeker van bijvoorbeeld de site om interactie hiermee aan te gaan. Alan Gilchrist (2007) en Shel Holtz (2006) accentueren bovendien dat men waar en wanneer men wilt, gebruik kan maken van het Web 2.0. Dit komt door de technische ontwikkelingen als smartphones en draadloos internet. Hierdoor kan een groot deel van de bevolking continue bereikbaar zijn en Web 2.0 raadplegen.

4.3 Participatie

Voortbouwend op het kenmerk interactiviteit beschrijft Bridgitte Wessels (2009) dat Web 2.0 nieuwe manieren van participeren mogelijk maakt voor gebruikers. Waar het bij interactiviteit vooral gaat om het uitnodigende karakter van Web 2.0 om interactie aan te gaan met een platform of website, gaat het hierbij om het daadwerkelijk genereren van een product. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een blogs schrijven, eigen websites creëren en filmpjes maken en online plaatsen. 

Een bekend platform waarbij sterk wordt ingespeeld op interactie en participatie is YouTube. De structuur van deze site is er namelijk op gericht dat de gebruiker interactie aangaat of participeert. De gebruiker kan namelijk interactie aangaan door een reactie te plaatsen bij een video of recensies te geven. Daarnaast kan deze ook zelf content toevoegen en categoriseren, doordat iedereen materiaal kan toevoegen aan het platform. Zodoende kan de consument (gebruiker van YouTube) worden gezien als producent. Het onderscheid tussen maker en gebruiker vervaagd hierbij dus in sommige gevallen. 

4.4 Social networking

Zoals al eerder is benoemd door Tom O’Reilly, wordt Web 2.0 gekenmerkt door het sociale karakter. Volgens Neil Ward-Dutton (2006), Jack Maness (2005), Josef Kolbitsch & Hermann Maurer (2006), Christian Füchs (2009) en Mike Cooke & Nick Buckley (2008) wordt dit gestimuleerd doordat Web 2.0 is gericht op twee kanten van werkende communicatie. Volgens hen is er namelijk sprake van een wisselwerking, waarbij de gebruiker van Web 2.0 zowel informatie geeft als neemt. Deze uitwisseling van informatie vindt plaats op individueel, én gezamenlijk niveau. Dit wordt ondersteund doordat meerdere mogelijkheden tot het vormen van gemeenschappen, samenwerkingen en communicatie worden aangeboden. Denk hierbij aan sociale media als Facebook, Instagram en Twitter. Het geven en nemen van informatie over bepaalde content of over zichzelf zorgt volgens de wetenschappers ervoor dat er sprake is van social networking. Web 2.0 stimuleert gebruikers dus elkaar online te ondersteunen in sociale activiteiten.

4.5 Collective intelligence

Dit figuur toont hoe content ontwikkeld kan worden door samenwerking tussen producers en users. Een aantal partijen kan met eigen middelen een bijdrage leveren aan dit proces, zoals bedrijven als Wikipedia die een omgeving kunnen bieden om collaboratieve kennis bijeen te voegen.

Het mogelijk maken van samenwerkingen via Web 2.0 leidt volgens David Osimo (2008), Ajit Jaokar (2006) en Wendy Warr (2008) tot collective intelligence. Oftewel het creëren van gezamenlijke wijsheid. Doordat gebruikers op grote schaal informatie met elkaar kunnen delen over bepaalde onderwerpen, wordt er een groot informatiepunt over dit onderwerp gecreëerd. Daarbij meent Eugene Barsky dat Web 2.0 de mogelijkheid heeft om data en informatie te bevrijden uit de macht van bedrijven, instituten en organisaties. Hierbij wordt beweerd dat men tezamen slimmer is dan op individueel gebied, en zelfs meer kennis kan bemachtigen dan instituties of bedrijven. Iedereen leert namelijk van elkaars kennis. Hierbij vervaagt de grens tussen producent en consument doordat gebruikers zowel informatie toevoegen (produceren) als toe-eigenen (consumeren). Een bekend voorbeeld hiervan is Wikipedia of zelfs deze pagina. Gebruikers die op het platform komen, kunnen namelijk informatie opnemen die er staat geschreven, maar kan hier ook informatie aan toevoegen. Op deze manier kan de lezer dus zowel gebruik maken van de informatie, als deze zelf produceren.

Axel Bruns (2007) noemt de term produsage en legt hiermee de nadruk op het samenwerkingsverband tussen producer en gebruiker (user). Hij gebruikt dit om te stellen dat een product (content) altijd in ontwikkeling is omdat iedereen er telkens aan kan schaven. Er is dus geen eindproduct maar het is een doorlopend proces waar de rolverdeling van producent en gebruiker telkens verschuift.

5. Kritiek op Web 2.0

David Beer & Roger Burrows (2007) bekritiseren Web 2.0 door de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de informatie erop in twijfel te trekken. Dit, omdat er zoveel consumenten content toevoegen aan het Web 2.0 dat er niet gecontroleerd kan worden wat precies waar is en wat niet. Carr (2005) betwist zo de ‘collectieve intelligentie’ die wordt toegeschreven aan Web 2.0-platformen en websites, omdat ze volgens hem oppervlakkigheid stimuleren en opinies prefereren boven feiten. Dit leidt volgens Carr tot een ‘hegemonie van de amateur’ (overheersing van de amateur). Andrew Keen (2007) gaat hierop door te zeggen dat wanneer anonieme amateurs de informatie gegeven op Web 2.0 zomaar kunnen aanpassen, de autoriteit bij hen komt te liggen met chaos als gevolg. Keen (2007) en andere opiniemakers zoals Victor Keegan (2007) en Andrew Wilson (2007), twee Britse journalisten, vrezen dat Web 2.0-sites die user-generated content gebruiken een reëel gevaar vormen voor gevestigde cultuur(waarden). Volgens hen is het onderscheid tussen realiteit, fictie en reclame op Web 2.0 vervaagd en kan iedereen zich op het internet uitroepen tot expert. 

6. Prodesigner als oplossing?

Tobias Bruns (2014) borduurt in zijn artikel verder op het concept produsage. Hij bespreekt het streven naar collectieve intelligentie. Hiervoor gebruikt hij de term produsage om weer te duiden op innovatie als doel. Hij zegt dat in de kenniseconomie samenwerking en balans de sleutel zijn tot verdere ontwikkeling. Bruns zegt dat dit niet zal betekenen dat produsers losstaan van commercialisatie, maar dat het ook niet voor exploitatie zal zorgen. Hij ziet dit als participerende cultuur.

Aan het idee van de produser wordt in 2017 nog een idee toegevoegd, die van de pro-designer. De auteurs María-José Hernandez-Serrano et al. (2017) behandelen de rol van de produser in het consumeren van nieuws. Waar produsers volgens hen vaak nieuws consumeren met de kwaliteit ervan gefilterd op basis van beoordelingssystemen, zijn prodesigners het zelf die zich ontfermen over de curatie. Zij noemen dit een democratische manier van nieuwsselectie en de auteurs opperen een toename aan educatie over deze manier van produceren. In de kern sluiten ze zich aan bij  Bruns, door te zeggen dat er middels nauwe samenwerking een vruchtbaarder systeem van informatiedeling kan ontstaan. Tevens is het een impliciete reactie op het argument over betrouwbaarheid dat hierboven genoemd wordt.  

7. Middenweg

In het debat over de grens tussen producent en consument in Web 2.0 bieden Paul Hartzog (2008) en Ganaele Langlois et al. een neutrale insteek. Volgens hen gaat het er niet om wie er gebruikt maakt van wie, maar dat individuen nu de mogelijkheid hebben om eerder bestaande uitbuitende structuren en praktijken te omzeilen. Bovendien mag men volgens Tarleton Gillespie (2006) niet vergeten dat de gebruiker van Web 2.0 de creatie van user-generated content heel vaak niet met werk associeert. Zij zien hun digitale arbeid eerder als een vorm van creatief spel.

8. Bronnen

Andrejevic, Marc. “The Work of that Affective Economics Does.” Cultural Studies 25, nr. 4-5 (2011): 604-620.

Alavi, M., en Leidner, D. E. “Knowledge Management and Knowledge Management Systems: Conceptual Foundations and Research Issues”. MIS Quarterly 25, nr. 1 (2001): 107-136.

Barak, M., en Rafaeli, S. “Online Question-Posing and Peer-Assesment as Means for Web-Based Knowledge Sharing.” International Journal of Human-Computer Studies 61, nr. 1 (2004): 84-103.

Barsky, E. “Introducing Web 2.0: RSS Trends For Health Librarians.” Journal of The Canadian Health Librarians Association 27, nr. 1 (2006): 7-8.

Barsky, E. “Introducing Web 2.0: Weblogs and Podcasting For Health Librarians.” Journal of The Canadian Health Librarians Association 27, nr. 2 (2006): 33-34.

Beer, D. “Power Through The Algorithm? Participatory Web Cultures and The Technological Unconscious.” New Media & Society 11, nr. 6 (2009): 985-1002.

Birdsall, W. F. “Web 2.0 as a Social Movement.” Webology 4, nr. 2 (2007).Geraadpleegd via http://www.webology.ir/2007/v4n2/a40.html.

Bruner, J. T. Schools for Thought. Cambridge: MIT Press University Press, 1993.

Bruns, Axel. “Beyond the Producer/Consumer divide: Key Principles of Produsage and opportunities for innovation.” The New Development Paradigm: Education, Knowledge Economy and Digital Futures (2014): 51-65.

Bruns, Axel. “Produsage: Towards a broader framework for user-led content creation.” In Creativity and Cognition: Proceedings of the 6th ACM SIGCHI conference on Creativity & cognition. ACM, 2007.

Carr, N. “The Amorality of Web 2.0. Rough Type.” Geraadpleegd via http://www.roughtype.com/archives/2005/10/the_amorality_o.php.

Constantinides, E., en Fountain, S. J. “Web 2.0: Conceptual Foundations and MarketingIssues.” Journal of Direct, Data and Digital Marketing Practice 9, nr. 3 (2008): 231–244. 

Cormode, G., en Krishnamurthy, B. “Key Differences Between Web1.0 and Web2.0.” First Monday 13, nr. 6 (2008). http://www.uic.edu/htbin/cgiwrap/bin/ojs/index.php/fm/article/view/2125/1972

Deuze, M. “Participation, Remediation, Bricolage: Considering Principal Componentsof a Digital Culture.” The Information Society 22, nr. 2 (2006): 63-75.

Green, Joshua, en Henry Jenkins. “The ‘Moral Economy’ of Web 2.0.” In Media Industries: History, Theory, and Methods. Geredigeerd door J. Holt en A. Perren, 213-226. New York: Wiley-Blackwell, 2009.

Hernández-Serrano, María-José, Paula Renés-Arellano, Gary Graham, en Anita Greenhill. “From prosumer to prodesigner: participatory news consumption.” Comunicar 25, no. 50 (2017): 77-88.

Hoegg, R., Martignoni, R., Meckel, M., en Stanoevska-Slabeva, K. “Overview of Business Models for Web 2.0 Communities.” Paper presented at the GeNeMe 2006, Dresden.

Hudson-Smith, A., Batty, M., Crooks, A., en Milton, R. “Mapping For The Masses: Accessing Web 2.0 Through Crowdsourcing.” Social Science Computer Review 27, nr. 4, (2009): 524-538.

Jenkins, Henry, S. Ford, en J. Green. Spreadable Media: Creating Value and Meaning in a  Networked Culture. New York: New York University Press, 2013.

Jenkins, Henry. Convergence Culture: Where Old and New Media Collide. New York: New York University Press, 2006.

Keegan, V. “Amateurs Can Be Good and Bad News”. The Guardian, 2007. Geraadpleegd via http://www.guardian.co.uk/media/2007/jul/05/digitalmedia.technology.

Keen, A. The Cult of The Amateur. Londen: Nicholas Brealey Publishing, 2007.

Kollock, P. “Design Principles For Online Communities.” PC Update 15, nr. 5 (1998): 58-60.

Terranova, T. “Free Labor: Producing Culture For The Digital Economy.” Social Text 18, nr. 2 (2000): 33-58.

Wessels, B. “Locating The Self in Web 2.0: Explorations In Creativity, Identity And Digital Expression.” Observatorio 3 nr. 3 (2009): 253-272.

Wilson, A. N. “The Internet is Destroying The World as We Know It”. Daily Mail Online. Geraadpleegd via http://www.dailymail.co.uk/news/article-460901/The-internet-destroying-world-know-it.html.

Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag